#1 – De telefoon (Logolog)
In mijn dagelijks leven ben ik werkzaam als logopediste. Nog niet heel lang; inmiddels heb ik mijn anderhalfjarig jubileum in de logopedie aangetikt. Als beginnend logopediste maak je weer kennis met allerlei eerste keren, zoals dat bij ieder begin het geval zal zijn.
Voordat ik begon met werken had ik bijvoorbeeld een enorme afkeer van het gebruiken van de telefoon. Dit werd vooral veroorzaakt door het feit dat we thuis een periode een telefoon bezaten die wellicht wat mensonvriendelijk was. Zo wilde het geval dat je de gesprekspartners ongeveer negen van de tien keer niet kon verstaan. De stem van de ander was tijdens zo’n gesprek te vergelijken met een piepend muisje in een afgrond of de stem van een reusachtige walrus in een bubbelbad. Tenminste, die beelden zweefden altijd voor mijn geestesoog. Naast het niet verstaan van de ander, kwam nog dat ik het verschrikkelijk vond om de ander om herhaling te vragen: “Pardon, maar wát zegt u precies?!” De ander mocht toch eens het gevoel krijgen dat je dóóf bent, of nog erger, het gevoel dat je niet volledig voor rede vatbaar bent. Daarbij vergat ik gemakshalve dat de ander ook wel eens het gevoel zou kunnen hebben gehad niet duidelijk te kunnen articuleren; bezoekje aan de logopediste is nooit weg. Nog erger? De telefoon die halverwege het gesprek uitvalt. De komende twee uur deed de telefoon het dan ook alleen in de oplader; vrij onpraktisch dus.
Niet gek dat ik in mijn jeugd een angst ontwikkelde voor de telefoon. Echter, als logopediste en in menig ander is de telefoon een belangrijk hulpmiddel. Afspraken maken, nieuwe aanmeldingen aannemen, overleggen met collega’s en contact opnemen met huisartsen. Dan heb ik het nog niet eens over gesprekken met jeugdartsen en ouders met vragen. Allemaal per telefoon. Wegduiken onder mijn bureau, telefoongeluid dimmen of per ongeluk opeens een praatje maken met een collega in een andere ruimte is één, misschien twee keer een optie, maar dáárna kan je er toch wel van op aan dat je eraan geloven moet. Op mijn eerste werkdag besloot ik me toch maar te wagen aan mijn aartsvijand. Toen de telefoon rinkelde, nam ik dapper op en wat schetste mijn verbazing?! Het leek alsof mijn gesprekspartner en ik praktisch naast elkaar stonden. Overmoedig geworden pakte ik de volgende werkdag de telefoon om zèlf het ziekenhuis te bellen. Nog wel met een gelikte openingszin op het puntje van mijn tong en enige angst voor een eventuele secretaresse of doorschakelmogelijkheid, maar zónder vrees voor andere telefoonfactoren.
Hoe het ging? Gewoon geweldig. Uitstekend. Uitmuntend. Trots was ik. Eén van mijn eerste barrières op weg naar het worden van een échte professional overwonnen. Let op: Het voorgaande dient met een flinke kruiwagen zout genomen te worden.
Zonder gekheid. De les van vandaag? Iedere overwinning, hoe klein dan ook, moet je vieren. Je bent het waard!
“Wie zichzelf overwint is sterker dan wie een stad inneemt.”