#2 – Gepaste trots (Logolog)
Als hulpverlener ontmoet je heel veel verschillende mensen. Als je dan specifiek met kinderen werkt, zoals in mijn geval, ontmoet je ook heel veel verschillende ouders. Genoeg te beleven en vooral genoeg te leren dus, want mensen blijven intrigeren.
Hoewel ik altijd heel beslist tegen mijzelf zeg dat ik het niet belangrijk vind wat mensen van mij denken, lijkt het oordeel van mijn cliëntenpopulatie toch belangrijker dan gedacht. Stiekem lijkt het me fantastisch als de mensen aan de andere kant van de tafel het idee hebben een échte professional voor zich te hebben. Zo eentje die met alle problemen raad weet. Zo eentje die met alle kinderen om kan gaan en alle laatste kennis in huis heeft. Natuurlijk weet ik ook wel dat er geen ene logopediste aan dat beeld voldoet, maar sommigen lijken er wel akelig dicht bij in de buurt te komen.
Ze zijn altijd even geordend. Ze hebben duidelijke regels. Kinderen doen altijd braaf mee, ongeacht de komst van één of dertig Sinterklazen én ze hebben op alle vragen een pasklaar antwoord. Zelfs als een vraag geen antwoord heeft, want ook dat bestaat nog. In vergelijking met mijn ideaalbeeld van een logopediste voel ik me dan maar surrogaat. Vooral als ik dan denk aan dat ene jongetje van een jaar of drie die ik nu bijna een half jaar in behandeling heb, maar in die zes maanden misschien twee woordjes meer is gaan spreken, omdat hij hoogstwaarschijnlijk autisme heeft. Zeker als ik dan denk aan die keer dat een jongen met het syndroom van Down me sloeg, omdat ik het niet prettig vond dat hij mijn zonnescherm naar beneden deed, midden in de winter. Later begreep ik echter dat hij van alles onder de leden had en daardoor niet fijn in zijn vel zat. Als ik dan daarnaast de keren nog moet tellen dat ik mijn collega’s om advies heb gevraagd, kan ik helemaal wel inpakken en solliciteren naar een ander beroep, waar ik wellicht wel de competenties voor heb.
Gelukkig maakt niet iedereen gebruik van mijn competentieprofiel van een logopediste. Sterker nog, ik geloof niet dat het hanteren van mijn competentieprofiel de beroepsgroep goed zou doen. Afstuderen zou heel pittig worden en het werk zelf zo mogelijk nog pittiger en vooral vervelender worden. Altijd maar reiken naar het perfecte is onmogelijk. Dát heb ik in ieder geval geleerd de afgelopen periode. Tot mijn grote blijdschap begreep ik dan ook dat ‘levenslang leren’ een onderdeel is van het competentieprofiel van een logopediste. Soms ben ik alleen bang dat een kritische ouder dat niet altijd begrijpt en er toch ergens wel de wens leeft dat een logopediste met één vingerknip het probleem kan oplossen, maar dat is voer voor een andere logolog.
Uitgaande van mijn verwachtingen, loffelijke strevens en ideeën, ben ik anderzijds dan ook altijd erg gevoelig voor complimenten en succeservaringen. Als een cliëntje me heel trouwhartig vertelt dat ik samen met zijn beste vriend op zijn feestje mag komen, straal ik. Als een moeder vertelt dat haar dochtertje ‘Yes!’ uitriep, omdat ze naar mij mocht, word ik blij. Geweldig vind ik het als het jongetje, wat eerst schoorvoetend kwam, vraagt of hij morgen weer mag komen. Stiekem voel ik me ook wel heel erg trots als een moeder, die eerdere logopedistes verguisde, mij waardeert en het fantastisch vindt wat ik doe. Enthousiast kan ik worden als een cliënt na een enorme periode van stilte opeens taal uitgevonden lijkt te hebben en daardoor anderen de oren van het hoofd praat. Les van vandaag? Als alles vanzelfsprekend is, kun je het niet meer waarderen. Gun jezelf dus die trotse momentjes tegenover zoveel leermomenten. Je bent het waard!
Mijn vorige logolog nog niet gelezen? Klik dan snel met je wijsvinger hier.
2 reacties
Nienke
Hey Marjolein,
Zo herkenbaar dit verhaal. Heel leuk en boeiend omschreven! Ook de andere onderwerpen vind ik interessant. Het smaakt naar meer 😉
Groetjes, Nienke
Marjolein94
Leuk dat je reageert, Nienke! Dank je wel! 🙂